De meseta, die zich uitstrekt tot Léon, waar ik over 6 dagen aankom, doet in geen enkel opzicht denken aan de gevreesde hoogvlakte, waar pelgrims voor waarschuwen: onafzienbare korenvelden in een verzengende hitte.
Het graan staat amper een halve meter hoog, en strekt zich als een groen tapijt uit tot de horizon. Geen verdord gras en stoffige wegen, maar een wegberm bezaaid met kleurige veldbloemen.
Bij een bewolkte hemel en een stevige wind uit het westen is het prachtig wandelweer.
Ik ben nog steeds in het gezelschap van Jacques, de gepensioneerde gendarme uit Genève. Tussen ons geldt de stilzwijgende afspraak dat ieder zijn eigen weg gaat, maar als het zo uitkomt eten wij samen of pauzeren op dezelfde plaats.
Jacques is een echte charmeur. Met de flair van de gendarme die meer dan dertig jaar op straat heeft gelopen maakt hij graag een praatje met ongebonden dames van rond de vijftig, en wordt onderweg regelmatig enthousiast toegezwaaid door zijn veroveringen van de laatste dagen. Als ik vraag hoe dat nu verder moet antwoordt Jacques dat hij geduldig wacht op het moment dat een van die dames 's nachts op zijn deur klopt, en hij de buit alleen maar hoeft binnen te laten. Ik houd hem voor dat zo'n klop op de deur wel eens St. Jacobus zou kunnen zijn die hem op de proef stelt, maar dat argument spreekt hem niet aan. Op zijn pelgrimstocht vorig jaar heeft hij zo twee avontuurtjes beleefd. Met de eerste wandelde hij totdat de dame in kwestie niet meer kon lopen vanwege de blaren, en de tweede had hij na een paar dagen gedumpt omdat hij knettergek werd van haar geklets.
En terwijl ik deze blog schrijf op het terras voor mijn hotel komt Jacques zowaar langs met zijn laatste verovering, inderdaad een dame van een jaar of 50-55. Hij roept in het voorbijgaan dat hij vanavond met mij wil eten, maar geeft met een vette knipoog aan dat hij nog geen toezeggingen kan doen.
Inmiddels doet de plaatselijke middenstand volop zijn best de pelgrims naar binnen te halen. Vandaag kwam mij een paar kilometer voor Itero de la Vega een meisje op de fiets tegemoet met flyers voor haar cafetaria in het dorp.
Een uur later zag ik haar in de keuken van het cafetaria volop in de weer met eieren bakken voor het toegestroomde volk. Een man met een kraampje bij een picknickplaats onderweg pakte het subtieler aan. Hij bood koffie, sinaasappelen en bananen aan, en wel gratis, waarschijnlijk omdat het niet is toegestaan langs de Camino te venten. Maar het plastic bekertje voor de "donativo", de vrijwillige bijdrage, zal vanavond toch wel vol zijn.
En zo komt iedereen aan zijn trekken op de Camino, pelgrim of geen pelgrim.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten