dinsdag 19 juni 2012

Dag 98 Cacabelos - Vega de Valcarce 23 km


Het is steeds weer wonderlijk om te zien hoe de coulissen van het landschap om mij heen dagelijks verschuiven. Zondag bevond ik mij nog in een ruig bergachtig gebied bij het Cruz de Ferro, gisteren was het de periferie van de moderne stad, en vanmorgen wandel ik weer door een prachtig heuvelachtig wijnbouwgebied.
 

Ik ben nog ongeveer 200 kilometer van Santiago verwijderd, en steeds meer wordt merkbaar dat de Camino ook een toeristisch fenomeen is. Sommige dorpen aan de Camino zien er opgepoetst uit, net als de typische toeristenplaatsen zoals je die in Frankrijk en Duitsland ook tegenkomt.
Ik ben al toeristen in het wild op de Camino tegengekomen, uit de bus losgelaten om even te ervaren hoe het voelt de Camino te lopen. Soms levert dat hilarische taferelen op. Een paar dagen geleden was ik op een traject waar de Camino parallel aan een landbouwweg liep. Daar kwam op zeker moment een luxe Duitse autobus voorbij die stapvoets ging rijden toen ik in beeld kwam. Achter de raampjes zag ik allemaal grijze hoofden die mij enthousiast toezwaaiden. Ongetwijfeld hebben ze "Bon Camino" geroepen, maar dat kon ik niet horen door de gesloten ramen van de bus met airco.
In Trabadelo loop ik vanmiddag een café binnen voor de lunch, en hoor daar het vrouwtje achter de bar in onvervalst Rotterdams aan mij vragen wat ze voor mij kan doen. "Cherchez l'homme" denk ik dan onmiddellijk, en inderdaad: de Rotterdamse Elly is hier 4 jaar geleden een Bar-Pensión begonnen met de Spaanse Santiago, die even later achter de bar verschijnt. Tot mijn stomme verbazing begint Santiago te praten in zo mogelijk nog platter Rotterdams. Zijn vader kwam in 1963 als gastarbeider naar Nederland, en hij groeide op in Crooswijk. Zij hebben het hier erg naar de zin, en merken dat het elk jaar drukker wordt op de Camino.



Verderop in het dorp zie ik een wat treurige man op slippers lopen, kennelijk een pelgrim die zijn kilometers heeft gemaakt, en hier ergens overnacht. Het is Pierre uit Lanaken bij Maastricht, eind maart thuis vertrokken. Hij loopt met zijn ziel onder de arm, en voelt zich een beetje "ambetant", een woord dat ik niet ken, maar het komt er op neer dat hij het een beetje heeft gehad. Hij wil na drie maanden weer naar huis, naar zijn vrouw. Ik herken dat gevoel.


Morgen wacht mij de laatste serieuze beproeving op mijn pelgrimstocht: de klimtocht naar het 1300 meter hoog gelegen O Cebreiro. Ik ben daar geweest toen ik in 1989 met Maddy en de kinderen per auto langs de belangrijkste plaatsen van de Camino ben gereden. Het was hondenweer, en wij zaten daar in een herberg, toen een ouder paar binnenkwam, waarvan de vrouw hartstochtelijk begon te huilen, naar later bleek van uitputting door de steile klim. Het is mij altijd bijgebleven, en wellicht is daar de kiem gelegd van het idee dat ik al vele jaren heb gehad om ooit naar Santiago te lopen.
Intussen slaap ik vannacht letterlijk in de schaduw van het imposante 80 tot 130 meter hoge viaduct dat de A6, de autosnelweg van Madrid naar Santiago, over het dal van de Valcarce voert.


 

1 opmerking:

  1. Marlies Scheepens26 juni 2012 om 21:55

    Dag Hans, wat een geweldige blog heb je!Wat een mooie foto s en fantastische ervaringen die je hebt opgedaan. Doe veel groeten ook aan Jan, heb net Rineke aan de lijn gehad die zich geweldig verheugt op het reisje naar Santiago en het weerzien!!! Dag, bid ook een weesgegroetje voor ons. Walter en Marlies

    BeantwoordenVerwijderen