dinsdag 17 april 2012

dag 37 Charost - Neuvy-Pailloux 26 km


De "stinkers en snurkers" waar ik gisteren denigrerend over sprak, blijken aardige pelgrims die mij vannacht niet uit mijn slaap hebben gehouden.


Voordat iedereen op pad gaat, drinken wij nog even thee in het keukentje. Ik ben blij met het flensje dat Mme. Ferrand gistermorgen voor mij heeft klaargemaakt en dat nog in mijn rugzak zit.

 

De Belg Geert heeft deze week met andere pelgrims het bekende pelgrimslied ingestudeerd. Dat gaat als volgt:
Tous les matins nous prenons le chemin
Jour après jour nous allons plus loin.
Jour après jour St. Jacques nous appelle
C'est le chemin de Compostelle
Ultreïa, Ultreïa, E sus eia
Deus adjuva nos
Hij heeft er de volgende vertaling bij gemaakt:
Elke dag gaan we weer op stap
Dag na dag gaan we steeds maar verder
Op de weg vinden wij gezellen
Op de weg naar Compostelle!
Geert zong het lied uit volle borst,zoals je op het geluidsfragmentje kunt horen.



Hij in in gezelschap van de Fransman Jean, die in Vezelay voluit van start is gegaan, ongetraind. Nu zit hij met een opgezwollen voet, en strompelt vandaag met zijn compaan Geert naar Issodun, 10 kilometer verderop om daar een arts te bezoeken.
Marcel en Claudine uit Vlaanderen vertelden aan de keukentafel nog een mooi verhaal: vorige week kwamen zij een Belgische pelgrim tegen die hen tegemoet liep. Desgevraagd vertelde de man dat hij met de auto reist, een fiets achterop. Iedere dag rijdt hij op de fiets 30 kilometer, loopt dan te voet terug, en gaat vervolgens met de auto naar de plek waar hij zijn fiets heeft achtergelaten. Hij doet de tocht naar Santiago dus drie keer, met de auto, te voet, en op de fiets. Dat kan toch alleen maar een Belg doen!
Voor het overige was het niet veel soeps vandaag: net als gisteren was het landschap eentonig en rommelig.
Het was bovendien stervenskoud. De hele dag moest ik op het open veld optornen tegen een ijzige wind
uit het westen, en bovendien begon het aan het eind van de dag nog te regenen ook. Ik heb op zeker moment mijn ijsmuts en fleece vest onder uit de rugzak moeten halen.


 Een lichtpuntje was dat ik tussen de middag in Issoudun in een brasserie met Annie kon skypen. Daar knapt een mens van op!
Helemaal verkleumd kwam ik vanavond aan bij Mme Richard in Neuvy-Pailloux.
Er was niemand thuis, maar toen ik telefonisch contact zocht stond er binnen drie minuten een breed lachend vrouwtje, drie turven hoog, in het uniform van de Garde Champêtre, een soort gemeentepolitie. Mme. Richard, "Monique" voor de gasten, vertelde dat zij weliswaar klein van stuk is, maar in het dorp de wind er onder heeft.
Zij is gescheiden, maar heeft geen tijd om een man te zoeken, en daar kan ik mij iets bij voorstellen, want naast haar werk als politie-agent ontvangt zij pelgrims, heeft een voogdij-kind van 15 jaar in huis, en regelt in het dorp alles op cultureel gebied.
De Vlaamse Marcel en Claudine logeerden ook bij haar. Voordat wij aan tafel gingen moesten wij drieën met alle geweld eerst een bezoekje brengen aan het 11e eeuwse kerkje tegenover haar huis. Daar zagen wij in de absis een prachtig 11e eeuws fresco van de zegevierende Christus.

 


Zo was de ellende van vandaag weer gauw vergeten !

Geen opmerkingen:

Een reactie posten