zondag 13 mei 2012

Dag 63 Bourriot-Bergonce - Gaillères 27 km

 

Ik ben vandaag al vóór 8 uur op pad. Het voelt heerlijk in de ochtendkoelte te wandelen. Het naargeestige dennenbos wordt allengs vriendelijker. Er verschijnt steeds meer loofhout als pseudo-acacia (robinia) en eiken. En dan ineens is het bos weer vol vogelgeluiden. Om dat te illustreren volgt hier een geluidsfragment (geluidsfragment). Aan degene die het eerst raadt welke vogel hier zingt loof ik voor na mijn thuiskomst de cd Vogelgeluiden van Nico de Haan uit (deel 1 of deel 2, naar keuze).


Nu ik toch als de padvinder bezig ben: op de paden vond ik vandaag overal sporen van een katachtig dier, zo groot als een babyvuist, met de inkerving van 3 scherpe nagels.



Wie kan zeggen om welk dier het gaat? Koen uit Brugge zal het wel weten, en trouwens ook van het vogelgeluid (maar hij is boswachter en mag dus niet meedoen aan de wedstrijd).
Dan ligt daar als een klein wonder midden in het reusachtige bos de chapelle de Lugaut, een XIIe eeuws kerkje, door een plaatselijke vorst geschonken aan de Hospitaliers de Saint-Jean-de-Jerusalem om er pelgrims op weg naar Santiago te ontvangen. Het kerkje bevat nog fresco's uit de XIIIe eeuw, die deze gebeurtenis weergeven.

 

Ik ben er op deze zondagochtend helemaal alleen, en blijf een half uur op een bankje voor de kapel zitten, genietend van de stilte, het geurende bos, en de zingende vogels.
Ik probeer mij voor te stellen hoe het hier op deze gewijde plek 800-900 jaar geleden moet zijn geweest, toen ook al pelgrims uit Vezelay na een barre tocht van 1000 kilometer hier vermoeid zijn aangekomen, met het vooruitzicht nog eens 1000 kilometer te moeten gaan.
Het zijn momenten die je nooit vergeet.




In de nabijheid van de kapel staat een als camper ingericht busje geparkeerd, met een zelfgemaakt houten trapje om binnen te komen. In het voorbijgaan zie ik iemand binnen zitten, en wij groeten elkaar.
Als ik 500 meter verder ben zeg ik tegen mezelf: "Lul, waarom heb je niet om koffie gevraagd!". Ik moet namelijk nog 3 uur sjouwen om in de bewoonde wereld te komen, en ik loop dus terug.

 

In de deuropening verschijnt een vriendelijke jonge vrouw met een piercing in de onderlip, en als ik vraag of zij op haar eentje reist, komt ook het slaperige hoofd van haar vriend, met rasta-kapsel, te voorschijn.
Het stel vertelt dat zij al een jaar of vijf het hele jaar door in hun auto rondreizen als seizoenarbeider, deze keer op weg naar de wijngaarden van het zuiden.
Ik krijg mijn koffie, en informeer voorzichtig hoe lang zij dit leven denken te kunnen voeren. Zij kijken elkaar een beetje meewarig aan, wetend dat dit niet eeuwig kan duren, maar nog niet bereid hun vrijheid prijs te geven.





De ontdekking van de kapel was voor mij een bijzondere ervaring. Ik had vandaag ook kunnen kiezen voor een andere variant van de weg naar Santiago, en was dan langs een grote steen gekomen, waarop staat aangegeven dat het nog 1000 kilometer is naar Santiago.


 Benno uit Koblenz, niet te verwarren met Benno uit het zwembad van Den Bosch (zie mijn blog van dag 60), wilde hoe dan ook langs die steen om zich daar te laten fotograferen, en die foto als een trofee mee naar huis te kunnen nemen. Hij rijdt met zijn coquille op de borst op de fiets naar Santiago, bij voorkeur -zo zei hij- over de grote wegen, want dat schiet lekker op, zodat hij weer op tijd op kantoor kan zijn.
Ik kan helaas zo'n trofee niet tonen, zodat jullie op mijn gezag moeten aannemen dat ik vanaf vandaag nog zo'n 1000 kilometer heb te gaan.


 Over fietsers gesproken: vandaag vertrekken de Bekenaren Jan Bols en Henk van Beusekom, alias "de Beus", bij de Abdij van Postel op de fiets naar Santiago. Als alles volgens plan verloopt passeren ze mij een paar honderd kilometer vóór Santiago.
Ik ken de heren echter een beetje, en weet dat ze graag onderweg op een terras neerstrijken, een pintje pakken, en nog een, onder het motto: "tèd zat".
Het zou zomaar kunnen dat de fabel van de haas en de schildpad hier van toepassing gaat zijn. Wij zullen zien!
En zo eindigde weer een mooie dag. Mijn mede-pelgrims hadden zich verstopt, want ik heb er niet één gezien.





Geen opmerkingen:

Een reactie posten